Er was eens een vrouw die haar buurkind wilde doden, Ljoedmila Petroesjevskaja
De Geus
2016 – 224 pagina’s
Op zoek naar een geschikte bezigheid voor Halloween? Probeer bij een rokend drankje of pikante pompoensoep de macabere kortverhalen van de Russische auteur Ljoedmila Petroesjevskaja. Je zal niet teleurgesteld worden …
Hoewel Petroesjevskaja al heel haar leven schrijft – eerst enkel toneelstukken, later ook kortverhalen – brak ze met haar literaire werk pas door na de val van de Berlijnse muur. Tijdens het Sovjetregime mocht haar werk immers niet op de planken worden gebracht. Momenteel wordt ze beschouwd als een van Ruslands bekendste auteurs. De Pravda noemde haar een van de tien belangrijkste moderne toneelschrijfsters. Door haar werk – toneelstukken en kortverhalen – wordt ze regelmatig met die andere Russische meester der toneelstukken en kortverhalen geassocieerd: Anton Tsjechov. Dat vindt ze niet erg.
Het kortverhaal of short story wordt pas sinds de 19e eeuw erkend als een apart literair genre waarbij de namen Edgar Allan Poe en Roald Dahl zonder twijfel een belletje doen rinkelen. In onze eigen contreien hebben we auteurs zoals Annelies Verbeke om de liefhebber van het genre te plezieren. Analoog de naam beschikt de auteur maar over een beperkte ruimte om een verhaal te vertellen en dus stijgt het belang van de openingszin naar onbekende hoogten. In de bundel kortverhalen Er was eens een vrouw die haar buurkind wilde doden bewijst Petroesjevskaja met verve de kunst van de openingszin te beheersen. Haar verhalen beginnen immers met zinnen als:
“Mettertijd hadden al zijn dromen uit kunnen komen en had hij verenigd kunnen worden met de vrouw van wie hij hield, maar het was een lange weg die uiteindelijk nergens toe leidde.”
“Er was eens een meisje dat werd gedood en daarna weer tot leven gewekt.”
“Er was eens een dik meisje dat niet in een taxi paste en dat in de metro de hele breedte van de roltrap in beslag nam.”
“Een meisje stond plotseling in de winter aan de kant van een weg op een plaats die ze niet kende, en nog vreemder, ze had de zwarte jas van iemand anders aan.”
En dan doet die eerste zin het werk waarvoor hij bedoeld is, namelijk de fantasie van de lezer triggeren. Want hij of zij krijgt daar meteen een heel aanbod: wie, wat, soms waar of wanneer maar ontbrekend is het ‘waarom’, en dat is het hart van het verhaal. Dat is de kern waar het allemaal om draait en waarmee de schrijfster dan weer het hart van de lezer weet te raken.
‘Er was eens een vrouw die haar buurkind wilde doden’ bevat 19 verhalen die allemaal op een of andere manier met ‘dood’ te maken hebben: moord, zelfmoord, oorlog, nachtmerries, ziektes, ongelukken of wraak. De personages zijn vaak vrouwen met weinig geld, die uitgebuit en vernederd worden door geliefden en leven in woonruimtes die erg krap en overbevolkt zijn. En toch zijn de verhalen die ze schrijft niet deprimerend. Door de zwarte humor die voortdurend tussen de regels doorschemert en de vaak bovennatuurlijke twist die de plot ondergaat, laat Petroesjevskaja de lezer aan het eind achter met een verwonderd maar tevreden gevoel. Macaber!
Misschien omdat haar eerste liefde altijd het toneel is gebleven. Maar Petroesjevskaja is een echte diva, ook als cabaretier!
(kro)