Komende dinsdagochtend 2 januari gaat hij eerst ontbijten met een goede kop koffie en daarna aan de slag als centrum manager voor de Hasseltse binnenstad. Christiaan Kastrop, die Hollander die vorig jaar tijdens #Bamstat de stationsbuurt op stelten zette met zijn ‘rare ideeën’ over detailhandel in de 21e eeuw, staat op zijn minst gezegd voor een uitdaging. Maar dat beseft hij zelf heel goed.
Voor we de man zelf aan het woord laten, eerst deze mededeling van Tom Vandeput, schepen van Economie. “Men moet niet doen alsof het slecht gaat met Hasselt, want het gaat goed met Hasselt.” Volgens de schepen vertelden handelaars hem dat de voorbije shoppingperiode over het algemeen heel goed was, ondanks het minder goede weer tijdens het eerste weekend. En structureel heeft Hasselt minder dan 10 procent leegstand, wat volgens zijn normen – gebaseerd op diverse rapporten – geen slecht cijfer is. Dat herhaalt hij ook telkens wanneer het gesprek gaat over de handelskern.
Nu beschikt hij ook over een verslag van Idea Consult, een onafhankelijk studiebureau, dat de pijnpunten en opportuniteiten voor de handel in de binnenstad in kaart bracht. Op basis van dit rapport kan de centrum manager aan de slag en kan het stadsbestuur toekomstige keuzes gaan maken om de handelskern te versterken. Schepen Vandeput is bovendien van plan om daarbij toch wel best gevoelige theorieën op tafel te gooien – bijvoorbeeld over ruimtelijke ordening -, stellen we vast uit de felle manier waarop hij zijn ideeën en voornemens verdedigt.
“Moeten we op bepaalde plaatsen misschien voor bijkomende vergunningen gaan zorgen? Laat je op sommige plaatsen nog meer handel toe of ga je misschien beter bepaalde straten afstoten? Dat soort vragen moeten we ons nu ook durven stellen”, meent hij. Hetzelfde geldt voor mobiliteit en parkeren. Die staan nu weliswaar aangeduid als pijnpunten, maar net omdat het rapport zowel de sterktes, de zwaktes als de opportuniteiten van een heleboel samenhangende aspecten weergeeft, vindt de schepen dat er op zijn minst over moet gediscussieerd worden. Samen met de andere partners van het centrum management kunnen dan knopen worden doorgehakt. Tegelijk hoopt hij op enkele quick wins die de bal aan het rollen zullen brengen. Zo plant hij nog in het voorjaar een beslissing te nemen omtrent avondopening, bijvoorbeeld.
Karine Valy, voorzitter van de vereniging van Hasseltse centrumhandelaren HCH, gooit nog een ander element op tafel, eentje dat al jaren op de achtergrond speelt: de kloof die er nu gaapt tussen een nieuwe generatie handelaars die vooruit willen, en de krokodillen die graag verder plonzen in hun vijver zoals ze dat al jaren doen. Karine is zeer tevreden over de keuze voor Christiaan en voelt zich nu geruggesteund, want ze probeert zelf het tij te keren en een nieuwe aanpak te stimuleren. Ze heeft zelf echter een drukke zaak (La Bottega) die al haar aandacht opeist.
“Christiaan is iemand die de nodige nuchterheid naar Hasselt zal brengen, wat hier echt nodig is”, vindt zij. “Vooral voor de handelaars van de oude stempel zal het moeilijk worden, maar het moet gewoonweg. Die moeten stoppen met zeuren en zagen, want dat komt doordat er niks gebeurde. De handelaren hebben jaren de boel laten betijen en zijn stil blijven staan. Met deze centrum manager hebben we nu een goed vooruitzicht voor het nieuwe jaar.” Volgens haar zal er op het departement Economie van de stad nog iemand extra aangenomen worden die zich enkel met de binnenstad zal bezighouden, vertelt ze terloops.
Zie je een beetje waarom dat woord ‘uitdaging’ in de inleiding voorkomt? En waarom schepen Vandeput momenteel overal de woorden ‘bruggen bouwen’ gebruikt in zijn communicatie over de centrum manager? Dat en de noodzaak om de kleinhandel in de binnenstad een nieuw elan te geven zijn alvast twee dingen waarin de voorzitter van de handelaarsvereniging, de schepen en de centrum manager het met elkaar eens zijn. “Retail is een wereldgegeven en geen cocon”, stelt de schepen. “Aanpassing is echt nodig om mee te zijn.”
“Er wordt niet gecommuniceerd, zowel intern als extern, naar buiten toe. En als er gecommuniceerd wordt, gaat het fout.” (Christiaan Kastrop)
Al meteen bij het begin van het gesprek maakt Christiaan duidelijk dat hij geen enkel pijnpunt onder het tapijt wil vegen. “Ik denk dat het grootste probleem van de stad momenteel communicatie is. Er wordt niet gecommuniceerd, zowel intern niet als extern, naar buiten toe. En als er gecommuniceerd wordt, dan gaat het fout. Je kan nog zulke leuke verhalen hebben, als je niet goed communiceert, dan heb je een probleem.”
Van een openingsstatement gesproken. Meteen de nagel er diep in kloppen. Communicatie nieuwe stijl zullen we dit voortaan maar noemen. Wie Christiaan Kastrop nog niet kende, zal daar toch maar beter vlug aan wennen. Hij zegt gewoon waar het op staat in zijn eigen, kleurrijke stijl. Dat zal in de loop van het gesprek trouwens vaker blijken.
CK: “Daarin wil ik heel graag een bruggenbouwer zijn, zodat die middenstand ook op de één of andere manier gehoord wordt in het bestuur. Iets waarover op dit moment nog frustratie bestaat. Maar ik ga ook een stedenbouwer moeten zijn naar invulling van de stad toe. Daar komt in eerste instantie nog geen brug bij kijken. Dat is eerst even kijken waar we zitten en waar het naartoe kan.”
BR: Ik had nog willen vragen: ben je visionair of knettergek?
CK: (schiet in de lach) “Ik hoop het eerste! Ik ben ambitieus. Ik ga geen uitdaging uit de weg. Het kan zijn dat ik er achteraf achter kom dat ik knettergek was, en er zullen absoluut mensen zijn die me knettergek verklaren om dit aan te pakken. Maar ik zou het heel zonde vinden wanneer er niets mee gedaan wordt. Ik blijf erbij: het potentieel van stad Hasselt is enorm. Maar ze krijgen het er gewoon niet uit. Dat heeft meer met regeltjes en onderlinge problemen te maken dan met visie, in mijn ogen. Ik denk dat er gewoon iemand nodig is die niet alleen bruggen bouwt, maar eerst muren kan afbreken.”
“Ik denk wel in het hoofd van de middenstander, en dus ook de bezoeker. Want als de middenstander happy is, dan gaat de bezoeker ook happy zijn. Als ik dat vooropstel, dan zie ik er wel potentieel in. Dan kan ik wel het onderste uit de een of andere kan halen.”
BR: Je woont al heel lang in Hasselt en voelt je Hasselaar. Maar je hebt een Nederlandse achtergrond en die Hollandse nuchterheid – ook in zakelijke aanpak. Vecht dat niet met de Vlaamse handelaarsmentaliteit?
CK: “Daarover had ik de meeste commentaar verwacht, ‘een Hollander die de stad Hasselt gaat runnen’, zoiets. Ik denk dat die nuchterheid heel nodig is.”
“Ik ben hier naartoe gekomen zo’n 15 jaar geleden om een zaak op te starten voor mijn vorige baas in Amsterdam. Dat was mijn grootste uitdaging. Behalve dat ze dezelfde taal spreken, zijn een Vlaming en een Nederlander een wereld van verschil. Het voordeel dat ik heb, is dat ik een Nederlands-Limburger ben. Historisch gezien zijn we een beetje gelijkaardig: we zijn bourgondisch, we kijken op een andere manier, we zijn zachter dan de typische Hollander. Maar ik heb wel de Hollandse aanpak.”
“Jongens, dit is de toekomst, hier gaat de hele wereld naartoe.”
“Volgens mij is het aaien voorbij en moeten we even door elkaar geschud worden en zeggen: ‘jongens, dit is de toekomst, hier gaat de hele wereld naartoe’. En ofwel gaan we mee, ofwel blijven we hier staan. En stilstaan is achteruitgaan. Het Temporary Lane-project bijvoorbeeld: voordat dit voet aan grond kreeg in België, heeft het nogal wat garing gekost. Terwijl in Maastricht was dat … (knipt met vingers) toen ik eenmaal de locatie had. Omdat dit de toekomst is. Het is normaal dat we anders gaan denken over retail.”
BR: Jij denkt meteen: waar liggen de kansen? De Vlaamse handelaar vraagt meteen: wat kost me dat?
CK: “Absoluut. En dat gaat vooral energie kosten, werkuren.”
BR: Eén van die muren die je moet afbreken?
CK: “Ik kom er met mijn verstand niet bij dat je jezelf stad wil noemen, maar dat je op zondag een tombstone bent. Als een toerist hier een weekendje naartoe komt – op vrijdag binnen, op zaterdag lekker shoppen en op zondag de stad intrekken -, dan is hij heel alleen in de stad! Dan ga je toch naar huis. Als dat de laatste indruk is die een toerist van stad Hasselt heeft, dan heb je een probleem.”
“Beste handelaren, stop eens met dat geneuzel en dat gezeur, steek de handen uit de mouwen!”
“Hetzelfde met kerst. Beste handelaren, stop eens met dat geneuzel en dat gezeur, steek de handen uit de mouwen, zorg dat je vier maanden op voorhand al bij iemand rond de tafel zit en bespreek je problemen in plaats van half december te zeggen dat er geen lampen ophangen! Daar kom ik met mijn verstand niet bij. Dat is hetzelfde verhaal.”
“Er hing hier geen kerstsfeer. Normaal ga ik elk jaar naar Winterland, dit jaar heb ik dat niet gedaan. Maar ook dat is voor mij geen kerstsfeer. En als je het dan over Hollandse nuchterheid hebt, dan is Winterland wel het summum daarvan. Dat zijn kermisklanten, die bekijken het op een heel andere manier. Cashen, gezelligheid komt vanzelf. Maar daar geloof ik niet in. Die gezelligheid moet je bouwen.”
BR: Hasseltse handelaars verwijzen ook altijd naar bereikbaarheid, parkeerproblemen, ze willen geen Maastricht worden. Sommige van die factoren heb je niet zelf in de hand.
CK: “Als we Maastricht kunnen worden op onze schaal, dan gaat geen enkele handelaar tegen mij zeggen: ‘stoemerik, wat heb je nu gedaan?’ Ik kan me Maastricht nog herinneren toen ze met koopavonden op donderdag en koopzondagen bezig waren… Gezeur! De kranten stonden er vol van. Nu is er geen enkele handelaar meer in Maastricht die zegt te willen sluiten op zondag. Geen enkele! Waarom? Omdat dat gegroeid is, die gezelligheid is gekomen.”
“Bereikbaarheid is een probleem, maar daar zijn mogelijkheden voor. We hebben een kleine kern, en misschien moeten we die zelfs volledig autovrij maken of autoluw houden…”
BR: Ouch!
CK: “… Ouch? In hoeveel straten rijden er op dit moment auto’s doorheen? Dat zijn er niet zoveel.”
BR: Dat is wel nog altijd een groot taboe in Hasselt.
CK: “Wat ik zeg is: waarom bekijken we die mogelijkheid niet? Ik zeg niet dat het moet gebeuren, maar waarom bekijken we de mogelijkheden niet? Als je op zaterdag op de Havermarkt staat, dat is één groot probleem. Parkeren hier en daar, iemand zit bonnetjes te schrijven aan de lopende band. Misschien moeten we het anders doen en daar eens anders over nadenken.”
“Hier vraagt men zich nog af: ‘Moet je plaats maken voor fietsers?’ Tuurlijk moet je daar plaats voor maken! Het maakt de stadskern ook veel levendiger.”
“Misschien moet er een bepaald tijdslot komen. Er zijn genoeg steden die daarmee bezig zijn, dus we moeten er wel mee experimenteren. Rigoureus nee zeggen op alles… (schudt met het hoofd) Fietsers zijn belangrijk. Ik ben een Nederlander en kom bij wijze van spreken fietsend uit de baarmoeder. Hier vraagt men zich nog af: ‘moet je daar nog plaats voor maken?’ Tuurlijk moet je daar plaats voor maken! Het maakt de stadskern ook veel levendiger. Auto’s staan bovendien meer stil dan dat ze aan het rijden zijn.”
BR: Ik denk nu aan jullie project in de Kerkstraat in Lommel, vorig jaar. Met de heraanleg van die straat nam het Lommelse bestuur ook verkeersmaatregelen net om de handel in die straat te bevorderen.
CK: (knikt) “Daar zeiden ze ook in eerste instantie: ‘het gaat autovrij zijn’. Maar die Kerkstraat was de enige verbindingsstraat. Dat heb je in Hasselt ook: er zijn straten die van de ene kant naar de andere kant leiden. Om die autovrij te maken, dat zou niet slim zijn. Want dat geeft nog steeds een normale, olifantenpaadjes-trek door de stad. Dat was in Lommel hetzelfde, dus daar hebben ze heel snel beslist om dat niet te doen. De straat is wel breder geworden, er blijft gratis parkeren aan de zijkant, maar voetgangers en fietsers hebben meer plaats dan de auto. Dus dat zijn ook mogelijkheden om te bekijken.”
“Ik heb dus niet gezegd, voor alle duidelijkheid, dat we de ene of de andere eruit gaan gooien. We moeten gewoon anders nadenken. Aan het station daarachter staat een ondergrondse parking gewoon leeg in het weekend. Waarom? Waarom is er onlangs niet gecommuniceerd dat daar ook parkeerplaats is? Dat is verdorie vijf minuten lopen naar het centrum. Nee, we hebben allemaal shuttlebussen ingezet. Dat moeten we er allemaal bij betrekken. Misschien moeten we een fietspool doen. In Milaan doen ze dat bijvoorbeeld: je huurt daarachter (aan een parking) een fiets en rijdt gewoon de stad in.”
BR: Maar die dingen zijn er toch ook al in Hasselt?
CK: “Die dingen zijn er inderdaad, maar het moet gepromoot worden, gecommuniceerd worden. Ik zeg het nog eens: je kan nog zulke leuke ideeën hebben, als je ze niet fatsoenlijk communiceert…”
“Toen ze mij dat vroegen (tijdens zijn examen, nvdr), heb ik verteld waar ik een probleem mee heb. Er zijn drie verschillende websites in Hasselt: UiTinHasselt, Visithasselt en hasselt.be. Waar moet je als toerist gaan zitten? Ik hoef niet te weten wanneer de vuilniszakken worden opgehaald, maar ik wil wel weten waar ik kan parkeren, hoe de mobiliteit in de stad is en dergelijke. Gooi dat eens allemaal op één platform. Dat zowel de toerist als de bewoner als de bezoeker als de concertganger op één plek terechtkomt. Dan kan je heel gemakkelijk communiceren vanuit één pilaar. Maar nee, we hebben drie verschillende websites. Ik vraag me af waarom.”
BR: Idea Consult heeft ook een studie gemaakt over Hasselt. Heb je daar iets nieuws uit geleerd?
CK: “Nee… Maar er is tegenwoordig geen studie die me benieuwt. Als je de kern van de stad bekijkt, dan kan je die vergelijken met de kern van elke stad van die grootorde. En die hebben allemaal hetzelfde probleem: er is leegstand, er is vergrijzing, de jongeren worden weggestuurd want de winkels worden gebouwd voor de ouderen. Die hebben namelijk het geld. Dat is niet nieuw voor mij. Maar de studie moest wel gemaakt worden.”
“Wat ze wel goed hebben gedaan, is dat ze echt de straat op getrokken zijn en met mensen zijn gaan praten. Niet alleen met actoren, key figures, maar ook met de shopper in de straat. Ze hebben aan hen gevraagd waarom ze naar Hasselt komen, of wat ze daar zo leuk aan vinden. Dan krijg je toch een hele andere mening dan die van een schepen of een middenstandsmannetje.”
BR: Nog andere grote pijnpunten, behalve die communicatie?
CK: “Evenementen bijvoorbeeld…
BR: We durfden er al niet over beginnen…
CK: (glimlacht) “Ik weet dat ze in hun achterhoofd houden: ‘Chris komt wel met nieuwe ideeën’, en dat wil ik ook absoluut gaan doen. Maar ik weet niet of dat een prioriteit moet zijn. Hier is bijna elk weekend iets te doen. Als je langs Dusart komt, daar is altijd wel iets te doen. Dus er zijn genoeg evenementen.”
“Het grote probleem met die evenementen is dat die niet werken of niet afgesteld zijn op de rest. En dat is heel zonde. Als iedereen direct na een groot evenement naar huis gaat, dan heb je toch iets fout gedaan? De bedoeling is toch dat ze dan de stad in gaan en dat daar de deuren open zijn. Die afstemming is er niet. Dat wieltje is nooit rond.”
“Het grote probleem met die evenementen is dat die niet werken of niet afgesteld zijn op de rest.”
BR: Dat dachten we zelf al bij Winterland: wandel daar buiten, steek de boulevard over via het tijdelijke zebrapad en je komt als het ware in niemandsland terecht. Zoiets?
CK: “Nog mooier: mensen parkeren aan de andere kant van de stad, moeten door die stad heen lopen om bij Winterland te geraken omdat aan die kant alles vol zit. Er is niets dat aangeeft waar ze moeten zijn. En als ze eruit zijn, is hun kerstsfeer die ze eventueel zouden hebben gehad, als een ballon weggeprikt. Hier heb je altijd een taartpunt van een wiel, en daar moet je het mee doen. Zonde.”
BR: Stel dat je een half miljoen euro mag spenderen: steek je dat in een evenement dat een miljoen bezoekers trekt of in de binnenstad?
CK: “Die bezoekers zijn er, en er zijn genoeg mensen die meermaals willen komen. Als ik dat half miljoen zou kunnen hebben en de binnenstad zo zou kunnen aanpassen dat iemand die uit Winterland komt, nog steeds het gevoel heeft dat hij in Winterland zit, of de sfeer kan opsnuiven, dan heb je de binnenstad er eindelijk eens bij betrokken. Alleen weet ik niet of ik daar een half miljoen voor ga nodig hebben.”
“Het is gewoon heel simpel: heel nuchter nadenken hoe je dat het leukste en het mooiste gaat doen. Er zijn genoeg merken, labels, die daaraan mee willen denken. (imiteert fictieve opmerking) ‘Ja maar, er is maar zoveel budget…’ Ga eens praten met mensen, of met merken. Er zijn er genoeg die op de kar willen springen. Met een miljoen mensen in de stad? Een betere publiciteit kan je niet krijgen voor eender welk verhaal.”
“Een verlichting? Ik was onlangs in Duitsland. Je staat voor een raam en je begint te dansen omdat op de een of andere grafische wijze sneeuwpoppen beginnen te dansen. Zie je het voor je? Honderden kinderen die voor een leegstaand gebouw staan te springen… Zoiets kan je gewoon als sponsor meenemen. Dus ik weet niet of ik daar een half miljoen voor ga nodig hebben.”
“Ik wil als bezoeker naar een stad komen en uitgedaagd worden.”
“Het verhaal begint gewoon als volgt: de stad moet goed zijn. Ik wil als bezoeker naar een stad komen en uitgedaagd worden. Ik heb dat gevoel voorlopig zelf alleen als ik in Nederlandse of Duitse steden kom. Er moet uitdaging zijn zodat je terugkomt. Als dat het geval is, is de middenstander happy. Als die happy is, gaan die leegstaande panden ook veel gemakkelijker opgevuld worden, mits de eigenaren ook meegaan in het verhaal. Met #Bamstat hebben we dat geprobeerd, helaas is er geen vervolg aan gekomen. Uiteindelijk zijn er twee van de vijf panden langer blijven zitten, dus dat is in mijn ogen ook een succes geweest. Alleen had het véél beter kunnen zijn.”
BR: Nu we het over leegstand hebben: iedereen ziet lege panden, maar in vierkante meters uitgedrukt valt het mee…
CK: (duidelijk) “Visuele leegstand is aanwezig in de stad. Ik spreek altijd over visuele leegstand. Kom niet met meters of zo… Visuele leegstand is: drie van de vijf panden in de straat staan leeg. Visuele leegstand is: dit is een cowboy city uit de negentiende eeuw. En die is aanwezig in Hasselt.”
“Dat heeft deels te maken met e-commerce, maar geloof me: handelaars zijn nooit meegegaan. Als je mee bent gegaan met de boom van e-commerce, dan was je nu voorbereid en had je nu een top winkel plus een top website ernaast. Dat vind ik zo’n grote onzin, dat is vingertjes-wijzen.”
“Het verhaal is heel simpel: de bezoekers zijn er niet, er wordt dus niets omgezet, de huurprijzen gaan niet dalen naarmate de omzet, die blijven hoog en worden zelfs hoger waardoor een ondernemer het niet meer kan trekken. Laat staan een starter. Die kan geen 3.500 euro netto huurprijs neerleggen per maand. Onmogelijk! Dat zijn jonge ondernemers met t-shirts, met nieuwe ideetjes, met innovatie. We lopen in Vlaanderen altijd achter op Nederland, en Nederland loopt zelf achter op Amerika. De huidige trends aan de westkust van Amerika zijn hier over 15 à 20 jaar hip. Zo simpel is het. Zo is het altijd geweest. Wij moeten gewoon kijken naar steden zoals Düsseldorf, Eindhoven of Keulen. Wat daar gebeurt, is meer voor ons vatbaar.”
“En naar leegstand toe: ga het gesprek aan met de eigenaar. De voorbeelden zijn er: kijk naar Just for the Record. Je kan onder de vraagprijs komen. Misschien moet je gewoon voorstellen: de huurprijs is omzetgerelateerd? In Nederland gebeurt dat. Iedereen happy. De ondernemer scheurt zijn broek niet en de eigenaar is helemaal happy, want die heeft zijn eerste boterham al in zijn broekzak zitten. Daarna kan het alleen maar beter worden.”
BR: Je hebt het zelf al vaker vastgesteld: eigenaars kijken soms met andere ogen naar hun eigen pand als er iets anders mee gebeurt.
“Dat was altijd de truc van Temporary Lane… Als een pand altijd een restaurant is geweest, dan is het een restaurant in het hoofd van die mensen. Totdat je er een platenwinkel van maakt. Of een schoenenzaak, of een cafeetje. Dan komen die eigenaars binnen en zijn ze verrast. ‘Ah ja, zo kan het ook’, hoor je dan… Dan beseffen ze dat er meer potentieel in een restaurant zat dan ze zelf verwacht hadden. Je moet ze duidelijk maken dat hun pand slechts een kastje is waar je van alles mee kan doen.”
BR: Wat ga je maandagochtend als eerste doen?
CK: (lacht) “Ontbijten en koffie maken… Ik wil eerst regeltjes horen. Ik wil eerst weten binnen welk kader ik kan en mag bewegen. Ik wil niet over twee maanden het gevoel hebben dat ik iedereen verkeerd benaderd heb. Ik wil een samenwerking opbouwen met de stad en met de middenstand. Dus ik ga gewoon iedereen handjes schudden. Het zijn er heel veel, dus… Met de key figures ga ik spreken.”
“Ik heb intussen alleen maar positieve reacties gehoord op mijn aanstelling. Wellicht gaan ze nooit iets negatiefs in mijn gezicht zeggen, dat kan natuurlijk ook. Maar op forums zoals Facebook, waar ook de negatieve dingen ertussen komen, heb ik alleen maar positieve dingen gezien. Natuurlijk liggen we op onze rug naar boven te kijken en alles wat er gebeurt, is beter. Dus de eerste stappen zijn niet zo moeilijk. Maar dan moet het rendabel worden. De bezoeker moet het gevoel krijgen dat het werkt, een inwoner moet het gevoel krijgen dat het zijn vruchten afwerpt. Daar kan ik nu alleen maar naar vooruit kijken.”
BR: Hasselt wacht al meer dan 15 jaar op iemand zoals jij. Als we nu 15 jaar vooruit gaan in de tijd, welk plein wil je dan naar jou genoemd zien?
CK: (lacht heel hartelijk) “Dat zal wel niet gaan gebeuren… Ik denk dat het Molenpoortplein een heel cruciaal plein van Hasselt gaat worden. Ik heb dat tijdens mijn kandidatuur “het elleboogje van Hasselt” genoemd. Dat is voor mij op dit moment een DDR-pleintje, er is niets. Terwijl het net dé connectie tussen de oude en de nieuwe binnenstad gaat worden. Dus als ik daar mijn stempel op kan drukken – zonder mijn naam ernaar vernoemd te krijgen (lacht) – zodat iedereen ziet dat het nieuwe gedeelte bij het oude kan betrokken worden op een heel natuurlijke, fijne manier. Dan ben ik wel een happy kerel. Maar ik denk dat dit een hele zware gaat worden.”
BR: Hoelang geef je jezelf om de eerste vruchten van je werk te zien?
CK: “Die vraag werd me tijdens mijn examen ook gesteld en daarop heb ik geantwoord: zolang ik mijn werk goed doe, gaan ze mij nooit de deur uit mieteren. Ik heb in mijn hoofd alleen maar dingen waarvan ik weet dat ze ten goede komen van de stad. Ik heb zes maanden op zijn minst gevraagd om in ieder geval te bewijzen dat ik gelijk heb en dat er iets moet gebeuren.”
BR: Eerder een werk van lange adem dus?
CK: “Zonder enige twijfel.”
Vraag hem bij gelegenheid maar eens waaruit dat ontbijt bestaat. (ds)