De muze en het meisje, Katrijn Van Bouwel
Prometheus
2016 – 224 pagina’s
Mila verlangt naar oneindigheid. Ze wil herinnerd en bewonderd worden. Als jong meisje ziet ze in het museum dat de schilderijen die het meeste aandacht krijgen, de naakten zijn. En de vrouwen die daar model voor stonden, ‘de Venussen van’, zijn vastgelegd voor de eeuwigheid. Dus neemt ze zich voor om ook de muze van een kunstenaar te worden en maakt een plan om die finaliteit voor zichzelf te verwezenlijken: ze wordt naaktmodel voor kunststudenten. Dan ontmoet ze haar eigen Titiaan, ontdekt vervolgens dat die een soort Kurt Cobain van de schilderkunst is en dat haar toekomstplan niet noodzakelijk analoog is met dat van haar ‘schepper’.
“Ik stap uit de kamerjas dit stille leven in.”
Via die eerste zin wordt de lezer in dit dramatische thema van roem en onvergankelijkheid gelokt door middel van de taal. De auteur refereert naar het stilleven in de vorm van een naaktmodel, de fruitschaal voor gevorderden, zoals ze het zelf noemt. Elke geschreven zin en elk beeld dat de auteur schept, lijkt gepolijst en geschuurd op deze leest, die van de pathos. Dit stileren van elk detail lijkt soms verregaand maar uiteindelijk is het een sluitend geheel tussen thema, taal en personage geworden.
Mila, het hoofdpersonage, is absoluut vormgegeven als een drama queen. Ze is het soort meisje dat ’s avonds alleen naar een theatervoorstelling gaat omdat het zo volwassen en onafhankelijk klinkt om dat te vermelden als iemand haar vraagt wat ze gisterenavond gedaan heeft. Het soort meisje dat zo vol van zichzelf is dat ze, nadat ze naakt geposeerd heeft voor kunststudenten, de probeersels en weggegooide schetsen uit de vuilbak vist om boven haar bed op te hangen. Het soort meisje dat meer opgewonden raakt van het idee dat iemand seks met haar als kunstobject heeft, dan van de seks zelf.
“Dat hij met een half oog naar de tekeningen keek, wond me meer op dan hoe hij in me stootte. Ik zag hem gefixeerd naar dat meisje kijken. Die wonderlijke bohemienne in al haar facetten. En ik zag mezelf door zijn ogen. Zinnebeeld van lust. De riem drukte op mijn heupen. Knelde. Deed verrukkelijk pijn. De gordel van Aphrodite.”
Katrijn Van Bouwel koos als compositie voor ‘De muze en het meisje’ de vier seizoenen, koppelde die aan het verhaalverloop en bijgevolg aan de gemoedstoestand van het hoofdpersonage. Dat het overwinnen van verval en dood een belangrijke rol speelt binnen het thema eeuwigheid, vertaalt zich naar vergankelijkheid van de natuur in herfst en winter. Dat lente en zomer een metamorfose en nieuwe kansen inhouden en daarom ook een serieuze plottwist aankondigen, laat zich raden.
“Ik snuif de geur diep op, vul mijn lijf met het seizoen. Het lag me altijd al. Mijn vader zei vroeger: “Ons Mila is de herfst, vol kleur, maar al heel vroeg donker.”
Alles is doordacht, alles lijkt te kloppen. De gebeurtenissen ondersteunen de taal en omgekeerd. En de theatrale schrijfstijl die Van Bouwel hanteert, sluit naadloos aan bij het thema. Die grootse, soms licht pathetische stijl, figureert als een passend decor. Want voor de personages die de auteur heeft bedacht en gevormd, is het leven immers een schouwtoneel. Binnen al dat drama tot in de eeuwigheid weet Katrijn van Bouwel, bijna dichterlijk, haar eigen mooie beelden te penselen:
“Een kleine brander staat pro forma wat te blazen maar een blinde kan ondertussen een roman lezen in het kippenvel op mijn huid.”
Kortom, De muze en het meisje laat zich lezen als een grotesk drama, een ode aan de liefde en het menselijk lichaam en een bezinning over onsterfelijkheid en roem, talenten en hun aanwending. Dat de auteur put uit eigen ervaringen – stand-upcomedy, improvisatietheater en taxidermie – staat buiten twijfel en is overduidelijk herkenbaar in het verhaal. Van de vaak humoristische dialogen tot spitsvondige acties, het lijkt allemaal al eens gebeurd maar dan in het echte leven van of rondom de auteur. Een dikke tien voor drama, Katrijn! Nog van dit. (kro)
Lees ook: Badboy Brusselmans versus meisjesachtige charme van Katrijn Van Bouwel