“We dachten dat België een voorvechter van de mensenrechten was.”
In 2015 besloten Achmed en Amir Afghanistan te verlaten. Achmed werkte voor de politie en het overheidsleger. Amir bracht als taxichauffeur iedereen die een lift nodig had naar zijn bestemming. Zo werden ze beide ongevraagd een vijand van de taliban. Na een helse tocht in oorlogsgebieden en over landsgrenzen heen, verlangen ze vandaag in het Limburgse Houthalen-Helchteren naar een sprankeltje hoop. “Ik heb twee interviews gehad met de medewerkers van het opvangcentrum om mijn verblijf in België te bespreken. Ik wacht alweer meer dan een maand op nieuws,” vertelt Achmed. “Als ik een positief advies krijg, dan mag ik in België blijven. Is het antwoord negatief, dan ligt mijn hoop in Frankrijk.”
Ondertussen tellen Achmed en Amir hun dagen in het opvangcentrum. Ze hebben niets om handen, want activiteiten zijn er niet. En karweitjes opknappen mogen ze niet. Achmed: “Het opvangcentrum is niet de meest aangename plaats om te wonen. Ik leef er met acht mensen, onbekenden van andere landen, in een zeer kleine ruimte.” Ook Amir heeft het moeilijk om zijn dagen door te komen: “Ik moet er nog altijd aan wennen. De omgeving waarin ik opgroeide was zo anders. En dan heb ik het niet enkel over taal en geloof. Hier staren mensen je aan. Ze geven gemene opmerkingen wanneer je in traditionele kleren de deur uitgaat. Daarom draag ik nu alleen nog maar broeken, vesten en t-shirts. Ik doe mijn uiterste best om in de pas te lopen. Maar ik voel me hier echt niet thuis.”
“Waarom heeft de Belgische overheid maanden, zelfs jaren nodig om te beslissen of iemand al dan niet mag blijven?”
Wie in het opvangcentrum terechtkomt, moet vooral veel geduld hebben. Het is vaak lang wachten op nieuws, en dat maakt Achmed boos. “Waarom heeft de Belgische overheid maanden, zelfs jaren nodig om te beslissen of iemand al dan niet mag blijven? Stel je voor dat je hier twee jaar moet wachten op een negatief advies, en dat je al die tijd moet uitzitten in een kamer met vreemden.”
“Er zijn constant frustraties en strubbelingen”, bevestigt Amir. “Niemand kan hier tot rust komen. Je wordt constant met je problemen geconfronteerd, omdat er geen enkele mogelijkheid is om je af te zonderen. En dat maakt het leven in het opvangcentrum zwaar.”
Geen van beide heeft ervoor gekozen om in deze situatie te belanden. Zo had Achmed in zijn thuisland een job en een liefdevol gezin. “Ik doorkruiste Iran en ondernam een gevaarlijke boottocht om Europa te bereiken. En dan kom je terecht op een plaats waar iedereen je liever kwijt is dan rijk. Dat doet enorm veel pijn. Ik kon niet anders dan mijn land ontvluchten, wilde ik zeker zijn dat mijn vrouw en dochtertje niets overkwam. Ondertussen heb ik al twee maanden niets meer van hen vernomen. Je kunt je niet voorstellen hoe dat voelt.”
“De manier waarop de overheid hier de mensenrechten met de voeten treedt, vind ik bijzonder hallucinant.”
Achmed en Amir zijn niet te spreken over de manier waarop ze in ons land behandeld worden. “En dan hebben we het niet over de medewerkers van het opvangcentrum”, verduidelijkt Amir. “De manier waarop de overheid hier de mensenrechten met de voeten treedt, vind ik bijzonder hallucinant. We zijn allemaal mensen. We zouden allemaal dezelfde behandeling moeten krijgen, maar de overheid maakt wel degelijk een onderscheid. Syriërs krijgen prioriteit. Dat maakt het als Afghaan moeilijker om asiel aan te vragen. We wachten veel langer op een antwoord.”
Achmed voelt zich niet alleen als Afghaan gediscrimineerd. “Ook als moslim voel ik me geviseerd. Ik begrijp niet wat iedereen tegen ons heeft. Toen ik nog een kind was, vertelde mijn moeder me al dat ik respect moet hebben voor iedereen, ongeacht godsdienst of huidskleur. Waarom aanzien sommige mensen me hier dan als een crimineel, of in het ergste geval als een terrorist?”
Achmed en Amir hebben het gevoel dat Europa niet wakker ligt van wat er in Afghanistan gebeurt. Achmed: “Iedereen weet dat Irak en Syrië niet veilig zijn, omdat het elke dag op tv komt en in de kranten staat. Niemand lijkt zich ook maar iets aan te trekken van de toestand in Afghanistan. Nochtans sterven er elke dag tientallen onschuldige burgers door oorlogsgeweld. Maar de beelden van deze moordpartijen bereiken de mensen niet. Daarom denken ze dat er in mijn thuisland niets aan de hand is. En dat maakt het voor Afghaanse asielzoekers moeilijker om een eerlijke behandeling te krijgen. We zijn net als de Syriërs en Irakezen gevlucht, omdat ook wij vreesden voor ons leven.”
“Check de sociale media en je zult hele andere dingen te zien krijgen dan wat de westerse media vertellen”, vult Amir aan. “Ze focussen op Kaboel, maar vergeten dat Afghanistan een enorm groot land is. Alle 34 provincies zijn in handen van de taliban. Waar kunnen we dan nog heen?”
Het gesprek met Ahmed en Amir vond begin deze maand plaats. Ondertussen heeft Achmed een negatief advies gekregen, waartegen hij mogelijk nog in beroep kan gaan. Maar zoals hij enkele dagen eerder aanhaalde, ligt zijn geluk hopelijk in Frankrijk. (ah)
Foto: © Rode Kruis Vlaanderen